Le moyen repose sur le postulat selon lequel le législateur ordonnanciel bruxellois, en qualifiant de « concession de service public » le contrat qu'il autorise rétroactivement le Gouvernement à conclure, aurait couvert les vices d'un contrat conclu antérieurement qui serait en réalité un marché public de services passé en violation des règles impératives en la matière.
Het middel berust op het uitgangspunt volgens hetwelk de Brusselse ordonnantiegever, doordat hij de overeenkomst die hij de Regering op retroactieve wijze machtigt te sluiten als een « concessie van openbare dienst » aanmerkt, de gebreken van een eerder gesloten overeenkomst zou hebben gedekt die in werkelijkheid een overheidsopdracht voor diensten zou zijn die in strijd met de dwingende regels ter zake was geplaatst.