Il importe néamnoins que le point de vue belge sur la portée exacte dudit article 31, par rapport aux acquis du droit humanitaire en droit international, soit clairemen
t manifesté, dans l'ordre international, comme l'exposé des motifs transmis au Conseil d'Etat indique que le gouvernement se propose de le faire dans une « déclarati
on interprétative » conçue en ces termes selon ledit exposé : « La Belgique considère que ne constitue pas, sauf pour l'application de l'article 31, 1, c, un cas de
...[+++]légitime défense le fait d'agir raisonnablement, en cas de crime de guerre, pour défendre des biens essentiels à l'accomplissement d'une mission militaire, contre un recours imminent et illicite à la force, d'une manière proportionnée à l'ampleur du danger que courent les biens ».Toch dient het Belgische standpunt over de juiste strekking van het genoemde artikel 31 ten opzichte van de verworvenheden van het humanitaire recht in het internationale recht duidelijk kenbaar te worden gemaakt in de internationale rechtsorde, zoals de regering volgens de memorie van toelichting die aan de Raad van State is overgezonden, van plan is te doen in een « uitleggende verklaring », die volgens de memorie van toelichting luidt als volg
t : « België is van oordeel dat het feit om in geval van oorlogsmisdaad, op redelijke wijze te handelen teneinde goederen die onontbeerlijk zijn voor het volbrengen van een militaire opdracht te
...[+++]verdedigen tegen een dreigend en onwettig gebruik van geweld, op een wijze die evenredig is met het gevaar dat door de beschermde goederen wordt gelopen, behalve voor de toepassing van artikel 31, 1, c, geen geval vormt van wettige verdediging».