L'article 43/4 de la loi du 30 novembre 1998 règle la compétence du Comité permanent R en tant qu'organe juridictionnel, ce Comité permanent R exerçant un contrôle final sur la légalité de la méthode spécifique et exceptionnelle de renseignement employée, le cas échéant à la suite d'une plainte « de toute personne qui peut justifier d'un intérêt personnel et légitime », et non de la notification prévue à l'article 2, § 3, de la loi du 30 novembre 1998.
Artikel 43/4 van de wet van 30 november 1998 regelt de bevoegdheid van het Vast Comité I als jurisdictioneel orgaan, waarbij dat Comité een finale controle uitoefent op de wettigheid van een aangewende specifieke en uitzonderlijke inlichtingenmethode, in voorkomend geval op klacht van « een ieder die een persoonlijk en rechtmatig belang kan aantonen », en niet de kennisgeving zoals bepaald in artikel 2, § 3, van de wet van 30 november 1998.