1. Les États membres prévoient qu'un transfert de données à caractère personnel vers un pays tiers ou une organisation internationale peut avoir lieu lorsque la Commission a constaté par voie de décision, conformément au paragraphe 3 du présent article, que le pays tiers, un territoire ou un secteur de traitement de données dans ce pays tiers, ou l'organisation internationale en question, assure un niveau de protection adéquat.
1. De lidstaten bepalen dat een doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land of een internationale organisatie kan plaatsvinden, wanneer de Commissie overeenkomstig lid 3 van dit artikel heeft besloten dat het betrokken derde land, of een gebied of een verwerkingssector in dat derde land, of de betrokken internationale organisatie een passend beschermingsniveau waarborgt.