Le législateur de 1964 a toutefois estimé ne pas devoir maintenir le régime d'indemnisation forfaitaire des accidents survenus sur le chemin du travail, dérogatoire aux articles 1382 et suivants du Code civil, considérant que les difficultés de preuve n'étaient plus totalement insurmontables pour cette sorte d'accidents, que les employeurs organisaient de plus en plus fréquemment des transports vers le lieu du travail
, que ces accidents avaient augmenté tant en nombre qu'en gravité et que cette limitation de l'indemnisation béné
ficiait en fait à l'organisme assureur ...[+++] avec qui l'auteur de l'accident avait obligatoirement contracté en vue de couvrir un risque illimité alors que le risque se trouvait limité par les stipulations de la loi de 1903 sur les accidents du travail (Doc. parl., Chambre, 1962-1963, n° 593/1, p. 2, et n° 593/2, p. 2).
De wetgever van 1964 heeft evenwel gemeend het van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek afwijkende stelsel van forfaitaire schadeloosstelling voor ongevallen op de weg naar en van het werk niet langer te moeten handhaven op grond van de overwegingen dat de moeilijkheden inzake bewijslast van dat soort van ongevallen niet geheel onoverkomelijk meer waren, dat door de werkgevers meer en meer vervoer
naar het werk werd georganiseerd, dat dergelijke ongevallen zowel in aantal als in ernst waren toegenomen en dat de beperking van de schadeloosstelling in feite ten goede kwam aan de verzekeringsinstelling waarbij de voor he
...[+++]t ongeval aansprakelijke persoon zich verplicht tegen een onbeperkt risico had verzekerd, terwijl het risico door de bepalingen van de wet van 1903 op de arbeidsongevallen werd beperkt (Parl. St., Kamer, 1962-1963, nr. 593/1, p. 2, en nr. 593/2, p. 2).