« Art. 5. Sans préjudice des dispositions de l'article 4, il y a circonstance aggravante personnelle lorsque l'un des mobiles des infractions décrites aux articles 372, 375, 393 à 398, 401bis, 402, 405, 422bis, 422ter, 434, 448, 453 et 528 du Code pénal, est la haine, le mépris ou l'hostilité à l'égard d'une personne en raison de son orientation sexuelle, son état civil, sa naissance, son âge, sa conviction religieuse ou philosophique, son état de santé actuel ou futur, son handicap ou une caractéristique physique ».
« Art. 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, geldt er een persoonlijke verzwarende omstandigheid wanneer een van de drijfveren van een misdrijf in de artikelen 372, 375, 393 tot 398, 401bis, 402, 405, 422bis, 422ter, 434, 448, 453 en 5528 van het Strafwetboek bestaat in de haat tegen, het misprijzen van of de vijandigheid tegen een persoon wegens diens subjectieve geaardheid, burgerlijke stand, afkomst, leeftijd, geloof of levensbeschouwing, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, handicap of fysieke eigenschap.«