« L'article 58, § 2, alinéa 6, du décret du 7 mai 2004 relatif à l'organisation matérielle et au fonctionnement des cultes reconnus viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme garantissant l'accès à un juge, en ce que cette disposition prévoit, en cas d'envoi tardif de la décision de maintien par le conseil de fabrique, une nullité intervenant d'office, plus précisément sans décision d'annulation dont le bénéfici
aire de la décision originaire suspendue puisse demander l'annulation en justice, alors que cette personne intéressée dispose d'une faculté de r
...[+++]ecours devant le Conseil d'Etat dans l'hypothèse où la décision de maintien a été envoyée en temps utile et que la décision originaire suspendue est annulée par un arrêté motivé du Gouvernement flamand ?« Schendt artikel 58, § 2, zesde lid, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens dat de toegang tot de rechter waarborgt, doordat deze bepaling bij het laattijdig versturen van het handhavingsbesluit door de kerkraad voorziet in een nietigheid die van rechtswege tot stand komt, meer bepaald zonder vernietigingsbesluit waarvan de beg
unstigde van de oorspronkelijke, geschorste beslissing in rechte de vernietiging kan vragen, terwijl deze belanghebbende
...[+++] wel over een beroepsmogelijkheid bij de Raad van State beschikt in het geval dat het handhavingsbesluit tijdig wordt verstuurd en de oorspronkelijke, geschorste beslissing bij een gemotiveerd besluit van de Vlaamse regering wordt vernietigd ?