Ce « droit à l'oubli » - qui « confère à la personne une maîtrise de son passé qui dépasse largement le champ de sa vie privée (..) peu importe finalement (son) contenu (.), public ou privé, l'essentiel est que la personne concernée ne désire pas le voir ressurgir » (4) - est garanti par l'article 5, e, de la Convention pour la protection des personnes à l'égard du traitement automatisé des données à caractère personnel, faite à Strasbourg le 28 janvier 1981, et approuvée par la loi du 17 juin 1991.
Dat « recht op vergeten » - waardoor de persoon meester wordt van zijn verleden in een mate die de sfeer van het privé-leven ruimschoots overstijgt, waarbij alles bij elkaar weinig rekening wordt gehouden met het openbare of private karakter ervan, doch voornamelijk met de wens van de persoon in kwestie om dat verleden niet weer op te rakelen (4) - wordt gegarandeerd door artikel 5, e, van het Verdrag tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, opgemaakt te Straatsburg op 28 januari 1981, en goedgekeurd bij de wet van 17 juni 1991.