L'arrêté royal du 10 décembre 2012 « fixant les délais
de préavis pour les ouvriers, auxquels s'applique l'article 65/1 de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, des entreprises ressortissant à la Commission paritaire de la construction (CP 124) », entré en vigueur le 1 janvier 2013, a fixé les délais de préavis pour ces ouvriers de la manière suivante : « Art. 3. Par dérogation aux dispositions de l'article 59, alinéas 2 et 3, de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail, lorsque le congé est donné par l'employeur, le délai de préavis à respecter pour mettre fin à un contrat de travail d'ouvrier, con
...[+++]clu pour une durée indéterminée, est fixé à : a) quatre jours ouvrables quand il s'agit d'ouvriers comptant moins de six mois d'ancienneté dans l'entreprise; b) seize jours quand il s'agit d'ouvriers comptant entre six mois et moins de trois ans d'ancienneté dans l'entreprise; c) trente-deux jours quand il s'agit d'ouvriers comptant entre trois ans et moins de vingt ans d'ancienneté dans l'entreprise; d) soixante-quatre jours quand il s'agit d'ouvriers comptant vingt ans ou plus d'ancienneté dans l'entreprise.Bij koninklijk besluit van 10 december 2012 « tot vaststelling van de opzeggingstermijnen voor de werklieden, waarop artikel 65/1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (PC 124) », dat in werking is getreden op 1 januari 2013, werden de opzeggingstermijnen voor die arbeiders bepaald als volgt : « Art. 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 59, tweede en derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt, wanneer de opzegging van de werkgever uitgaat, de te geven opzeggingstermijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst voor werklieden, gesloten voor onbepaalde tijd,
vastgestel ...[+++]d op : a) vier werkdagen wat de werklieden betreft die minder dan zes maanden anciënniteit in de onderneming tellen; b) zestien dagen wat de werklieden betreft die tussen zes maanden en minder dan drie jaren anciënniteit in de onderneming tellen; c) tweeëndertig dagen wat de werklieden betreft die tussen drie en minder dan twintig jaren anciënniteit in de onderneming tellen; d) vierenzestig dagen wat de werklieden betreft die twintig of meer jaren anciënniteit in de onderneming tellen.