Art. 4. Les ouvriers, au service d'un employeur visé à l'article 1, qui atteignent pendant l'exercice, au moins vingt-cinq jours effectifs de travail ou assimilés peuvent prétendre à une prime annuelle dont le montant est fixé à l'article 3.
Art. 2. De werknemers die in dienst van een onder artikel 1 genoemde werkgever ten minste vijfentwintig effectief gewerkte of ermee gelijkgestelde dagen bereiken gedurende het dienstjaar, kunnen aanspraak maken op een jaarlijkse premie waarop het bedrag bij artikel 3 wordt bepaald.