En l'espèce, la Cour n'aperçoit pas ce qui permettrait de justifier que le législateur opte, dans la phase juridictionnelle de la procédure fiscale, pour une présomption de fondement de la réclamation en ce qui concerne les impôts communaux, alors qu'il s'est opposé à une mesure identique pour les impôts fédéraux, au point de qualifier pareille mesure d'inconcevable.
Te dezen ziet het Hof niet in wat zou kunnen verantwoorden dat de wetgever in de jurisdictionele fase van de fiscale procedure opteert voor een vermoeden van gegrondheid van het bezwaar wat de gemeentebelastingen betreft, terwijl hij zich blijkbaar heeft verzet tegen een identieke maatregel voor de federale belastingen en een dergelijke maatregel zelfs aanmerkt als ondenkbaar.