Le Conseil d'État a parfaitement aperçu cette diversité de situations: « dans l'avant-projet, la disproportion manifeste entre l'engagement pris par la caution et ses facultés de remboursement s'apprécient par rapport à l'état du patrimoine de la caution au moment où elle s'est engagée alors que, dans les hypothèses citées ci-avant, le test de proportionnalité que le juge effectue se réalise par rapport aux facultés de remboursement de la caution, appréciées au moment où le juge statue» (do c. Chambre, nº 51-2730, p. 24).
De Raad van State heeft deze verschillende situaties heel goed in acht genomen : « volgens het voorontwerp wordt de kennelijke wanverhouding tussen de verbintenis die de borg is aangegaan en zijn terugbetalingsmogelijkheden beoordeeld in het licht van de staat van het vermogen van de borg op het ogenblik waarop hij de verbintenis is aangegaan, terwijl in de hiervoor geciteerde gevallen de evenredigheid door de rechter wordt getoetst aan de terugbetalingsmogelijkheden van de borg zoals die beoordeeld worden wanneer de rechter uitspraak doet» (stuk Kamer, nr. 51-2730, blz. 24).