Dans le souci d'accroître la confiance du citoyen à l'égard des institutions parlementaires, cette disposition interdit aux membres du Sénat de faire usage de leur titre de sénateur, et des prérogatives qu'ils exercent à ce titre, au sein ou en dehors du Sénat, dans d'autres buts que ceux liés à l'exercice de leur fonction parlementaire, et donc de leur rôle de mandataire public.
Om het vertrouwen van de burger in de parlementaire instellingen te versterken, is het de leden van de Senaat bij dit artikel verboden gebruik te maken van hun hoedanigheid van senator, alsook van de prerogatieven die zij in die hoedanigheid uitoefenen, in of buiten de Senaat, voor andere doeleinden dan die welke verbonden zijn met de uitoefening van hun parlementaire functie, en derhalve van hun taak als bekleder van een politiek mandaat.