... sens
que le conjoint ou partenaire ressortissant de pays tiers qui a bénéficié d'un droit au regroupement familial avec un ressortissant de pays tiers admis ou autorisé au séjour en Belgique, et qui est victime de violences domestiques, peut, dans l'hypothèse où l'installation commune aurait cessé, voir son droit au séjour maintenu sur décision du ministre même si les conditions au séjour ne sont plus réunies (article 11, dernier alinéa, de la loi du 15 décembre 1980) alors que le conjoint ou partenaire ressortissant d'un pays tiers d'un citoyen européen ou d'un citoyen belge qui a bénéficié d'un droit au regroupement familial avec u
...[+++]n ressortissant européen ou un citoyen belge et qui est victime de violences domestiques doit, lorsque l'installation commune a cessé et outre la preuve des violences domestiques, apporter la preuve qu'il est travailleur salarié ou non salarié en Belgique, ou qu'il dispose de ressources suffisantes visées à l'article 40, § 4, alinéa 2, pour lui-même et pour les membres de sa famille, afin de ne pas devenir une charge pour le système d'aide sociale du Royaume au cours de son séjour, et qu'il dispose d'une assurance maladie couvrant l'ensemble des risques en Belgique, ou qu'il est membre d'une famille déjà constituée dans le Royaume d'une personne répondant à ces conditions (article 42quater, § 4, 4°, de la loi du 15 décembre 1980), traitant ainsi ce dernier de manière différente, sans justification objective, raisonnable ni proportionnée ? ......n van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin dat
de echtgenoot of de partner, onderdaan van een derde land, die een recht heeft genoten op gezinshereniging met een onderdaan van een derde land die tot het verblijf in België is toegelaten of gemachtigd, en die het slachtoffer is van huiselijk geweld, wanneer de gezamenlijke vestiging zou zijn beëindigd, zijn verblijfsrecht kan behouden op beslissing van de minister, zelfs indien niet meer wordt voldaan aan de verblijfsvoorwaarden (artikel 11, laatste lid, van de wet van 15 december 1980), terwijl de echtgenoot of partner, onderdaan van een derde land, van een Europese burger
...[+++]of van een Belgische burger die een recht heeft genoten op de gezinshereniging met een Europese onderdaan of met een Belgische burger, en die het slachtoffer van huiselijk geweld is, wanneer de gezamenlijke vestiging is beëindigd en naast het bewijs van het huiselijk geweld, moet aantonen dat hij werknemer of zelfstandige in België is of dat hij over voldoende bestaansmiddelen beschikt, zoals bedoeld in artikel 40, § 4, tweede lid, voor hemzelf en voor zijn familieleden, om te voorkomen dat hij tijdens zijn verblijf ten laste komt van het socialebijstandsstelsel van het Rijk, alsook over een ziektekostenverzekering die alle risico's in het Rijk dekt, of dat hij lid is van een reeds in het Rijk gevormde familie van een persoon die aan die voorwaarden voldoet (artikel 42quater, § 4, 4°, van de wet van 15 december 1980), zodat die laatstgenoemde zonder objectieve, redelijke noch evenredige verantwoording anders wordt behandeld ? ...