« Article 9 bis. Pour les projets de transports en commun adjugés par la Société, f
aisant l'objet d'un partenariat public-privé, participatif ou non, au sens du décret du 18 juillet 2003 rel
atif au partenariat public-privé, et dans lesquels le preneur d'ordre est tenu de mettre à disposition sur la base d'une convention DBFM conclue avec la Société l'infrastructure de transports en commun à ébaucher, à construire, à financer et à maintenir, sous la forme d'une location-financement d'immeubles conformément à l'article 44, § 3, 2°, b, d
...[+++]u Code de la T.V. A., les dispositions suivantes sont d'application :
« Artikel 9 bis. Voor de door de Maatschappij aanbestede openbare vervoersprojecten die het voorwerp uitmaken van een, al dan niet participatief, publiek-privaat samenwerkingsverband in de zin van het decreet van 18 juli 2003 betreffende de publiek-private samenwerking, en waarbij de opdrachtnemer op basis van een met de Maatschappij afgesloten DBFM-overeenkomst de te ontwerpen, te bouwen, te financieren en te onderhouden infrastructuur voor het openbaar vervoer ter beschikking dient te stellen onder de vorm van een onroerende financieringshuur overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, b, van het BTW-Wetboek, geldt hetgeen volgt :