Il en résulte que l'article 33, dernier alinéa, de la loi du 8 avril 1965, précitée, qui dispose que « la déchéance partielle porte sur les droits que le tribunal détermine », ne s'appliquerait plus au droit successoral, ce droit étant perdu même en cas de déchéance partielle, sans pouvoir d'appréciation du tribunal de la jeunesse.
Het gevolg daarvan is dat artikel 33, laatste lid, van de voornoemde wet van 8 april 1965, dat luidt als volgt : « Gedeeltelijke ontzetting slaat op de rechten die de rechtbank bepaalt », niet meer van toepassing zou zijn op het erfrecht, aangezien dat recht zelfs bij gedeeltelijke ontzetting vervalt, zonder dat de jeugdrechtbank daarin een beoordelingsbevoegdheid heeft.