Dans son arrêt nº 58/2005 du 16 mars 2005 concernant une question préjudicielle posée par le Tribunal du travail d'Anvers, la Cour d'arbitrage a estimé que dans cette interprétation, l'article 10, alinéa 1 , de la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées, viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu
e cette règle a des effets disproportionnés pour ceux qui font valoir le droit à la garantie de revenus, non pas à l'âge à partir duquel il peut être obtenu, mais seulement ultérieurement, et entraîne une différence de traitement pour laq
...[+++]uelle il n'existe pas de justification objective et raisonnable.
In zijn arrest nr. 58/2005 van 16 maart 2005 inzake een prejudiciële vraag gesteld door de Arbeidsrechtbank van Antwerpen, oordeelde het Arbitragehof dat in die interpretatie, het artikel 10, eerste lid van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt. Het Arbitragehof oordeelde dat die regel tot onevenredige gevolgen leidt voor hen die niet op de bijstandsgerechtigde leeftijd, maar pas later een recht op inkomensgarantie doen gelden en tot een verschil in behandeling leidt waarvoor geen objectieve en redelijke verantwoording bestaat.