Le législateur a donc renoncé à actualiser lui-même, alors qu'il en avait l'opportunité, la liste des exceptions à la prohibition du travail dominical, si bien que le Conseil des ministres est, en toute hypothèse, mal fondé à se prévaloir de la désuétude supposée des activités visées à l'article 66, 22°, de la loi en cause pour justifier la différence de traitement critiquée.
De wetgever heeft dus ervan afgezien zelf, terwijl hij de gelegenheid daartoe had, de lijst met uitzonderingen op het verbod van zondagsarbeid te actualiseren, zodat de Ministerraad in elk geval geen gegronde redenen heeft om zich te beroepen op het vermeend in onbruik raken van de in artikel 66, 22°, van de in het geding zijnde wet bedoelde activiteiten om het bekritiseerde verschil in behandeling te verantwoorden.