L'application qui avait été donnée aux arrêts de la Cour n 39/90 du 21 décembre 1990, 63/92 du 8 octobre 1992 et 36/96 du 6 juin 1996 concernant l'article 319, § 3, du Code civil a fait apparaître que, lorsque la paternité biologique n'était pas contestée, en cas de refus de la mère de consentir à la reconnaissance par le père d'un enfant mineur non émancipé, seuls les enfants âgés de plus de quinze ans bénéficiaient d'un contrôle judiciaire en ce qui concerne leur intérêt à voir établie leur filiation paternelle par reconnaissance.
Uit de toepassing die aan de arresten nrs. 39/90 van 21 december 1990, 63/92 van 8 oktober 1992 en 36/96 van 6 juni 1996 van het Hof omtrent artikel 319, § 3, van het Burgerlijk Wetboek was gegeven, bleek dat, wanneer het biologische vaderschap niet werd betwist, in geval van weigering van de moeder in te stemmen met de erkenning door de vader van een minderjarig, niet ontvoogd kind, alleen voor kinderen ouder dan vijftien jaar in een rechterlijke controle was voorzien wat betreft het belang dat zij erbij hebben dat hun afstamming van vaderzijde via een erkenning wordt vastgesteld.