Dès lors que l'on reconnaît au mineur la capacité de discernement, il n'y a pas de raison de déroger à la loi du 22 août 2002 relative aux droits du patient qui prévoit, à l'article 12, § 2, que suivant son áge et sa maturité, le patient est associé à l'exercice de ses droits qui peuvent être exercés de manière autonome par le patient mineur qui peut être estimé apte à apprécier raisonnablement ses intérêts.
Als men ervan uitgaat dat de minderjarige oordeelsvermogen heeft, is er geen reden om af te wijken van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die in artikel 12, § 2, bepaalt dat, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit, de patiënt wordt betrokken bij de uitoefening van zijn rechten, die zelfstandig kunnen worden uitgeoefend door de minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht.