Dans l'article 12, alinéa 4, de la loi du 23 juin 1894 portant révision de la loi du 3 avril 1851 sur les sociétés mutualistes,
les mots « ceux qui sont en état de faillite déclarée ou d'interdiction judiciaire, ou qui ont fait cession de biens, aussi longtemps qu'ils n'ont pas payé intégralement leurs créanciers » sont remplacés par les m
ots « ceux qui sont interdits; ceux qui ont été déclarés en faillite, aussi longtemps qu'ils n'ont pas payé intégralement leurs créanci
...[+++]ers ».
In artikel 12, vierde lid, van de wet van 23 juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de maatschappijen van onderlinge bijstand, worden de woorden « zij die in staat van verklaarde failliet of van rechterlijke ontzegging verkeren of die afstand van goederen hebben gedaan, zolang zij hun schulden niet ten volle betaalden » vervangen door de woorden « zij die van hun rechten zijn ontzet; zij die faillietverklaard zijn, zolang zij hun schuldeisers niet volledig hebben betaald ».