Le fait que, dans les jeunes États d'Europe orientale, la langue des ouvriers et des paysans soit devenue la langue de l'État et de l'enseignement répond à un besoin normal de démocratisation, mais cela ne peut s'accompagner d'une discrimination, ni d'une éviction du territoire de ces États des minorités qui y vivent.
Dat in de recent gevormde nieuwe staten van Oost-Europa de taal van arbeiders en boeren voortaan de staatstaal en de onderwijstaal is, behoort tot een noodzakelijke democratisering maar dat mag niet gepaard gaan met een discrimineren en zelfs verjagen van op het grondgebied van die staat levende minderheden.