4. Les États membres font en sorte que des peines accessoires ou alternatives telles que le travail d'intérêt général ou la participation à des cours de formation, la déchéance de certains droits civils ou politiques ou la publication de tout ou partie d'un jugement puissent être prévues pour les infractions visées aux articles 4 et 5.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat voor de met betrekking tot de artikelen 4 en 5 genoemde delicten bijkomende of alternatieve straffen, zoals dienstverlening ten behoeve van de gemeenschap, het volgen van een opleiding, het ontnemen van bepaalde burgerlijke of politieke rechten of de bekendmaking van het gehele vonnis of een deel daarvan, kunnen worden vastgesteld.