7. admet que la préparation aux situations d'urgence liées aux matières CBRN relève principalement de la compétence nationale, encourage cependant vivement les États membres à mettre en place des cadres de coopération régionale, qui comprennent notamment une mise en commun des entraînements et des capacités logistiques – comme les contre-mesures sanitaires –, afin d'améliorer la coordination et la rentabilité; estime que des modèles régionaux permettraient de trouver un juste milieu entre la compétence nationale et l'égalité d'accès aux ressources pour les États membres;
7. erkent weliswaar dat CBRN-paraatheid vooral een nationale bevoegdheid is, maar moedigt de lidstaten ten zeerste aan om regionale samenwerkingsstructuren op te zetten, met inbegrip van gezamenlijke oefeningen en gedeelde logistieke middelen zoals medische tegenmaatregelen, met het oog op een betere coördinatie en kostenefficiëntie; is van mening dat regionale modellen kunnen zorgen voor een passend evenwicht tussen nationale bevoegdheid en gelijke toegang van de lidstaten tot de beschikbare middelen;