La question préjudicielle porte sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution de l'article 82, alinéa 2, précité, interprété comme libérant automatiquement le conjoint du failli excusé des engagements solidaires contractés par l'un et l'au
tre et sauvegardant ainsi le patrimoine du premier, que ce patrimoine soit constitué avant ou après le jugement d'excusab
ilité : le conjoint serait ainsi traité différemment, d'une part, du failli dont les biens ont été réalisés après qu'il en a été dessaisi par le jugement décla
...[+++]ratif de faillite et, d'autre part, des autres personnes physiques qui, s'étant engagées à payer les dettes du failli, ont fourni une sûreté réelle et ne peuvent obtenir de décharge ou une sûreté personnelle et ne peuvent obtenir de décharge que conformément aux articles 72bis, 72ter et 80 de la loi du 8 août 1997.De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van het voormelde artikel 82, tweede lid, geïnterpreteerd in die zin dat het de echtgenoot van een verschoonbaar verklaarde gefailleerde automatisch bevrijdt van de hoofdelijke verbintenissen die beiden hebben aangegaan en in die zin dat het op die manier het vermogen van de eerstgenoemde veiligstelt, ongeacht of dat vermogen vóór of na het vonnis van verschoonbaarheid is gevormd : de echtgenoot zou aldus anders worden behandeld dan, enerzijds, de gefailleerde wiens goederen te gelde zijn gemaakt nadat hij door het vonnis van faillietve
rklaring buiten het bezit ervan is ...[+++]gesteld en, anderzijds, de andere natuurlijke personen die, doordat zij zich ertoe hebben verbonden de schulden van de gefailleerde af te lossen, een zakelijke zekerheid hebben verleend en geen bevrijding kunnen verkrijgen, of een persoonlijke zekerheid en dan enkel overeenkomstig de artikelen 72bis, 72ter en 80 van de wet van 8 augustus 1997 een bevrijding kunnen verkrijgen.