2 bis. Le traitement automatisé de données à caractère personnel destiné à distinguer une personne concernée en l'absence d'un soupçon initial portant à croire que cette personne concernée pourrait avoir commis, ou commettre à l'avenir, une infraction pénale n'est licite que si, et pour autant que, ce traitement est strictement nécessaire pour enquêter sur une infraction pénale grave ou pour prévenir un danger clair, imminent et établi sur la base d'indications factuelles, pour la sécurité publique, l'existence de l'État ou la vie de personnes.
2 bis. De geautomatiseerde gegevensverwerking die bedoeld is om een betrokkene te onderscheiden zonder een aanvankelijke verdenking dat de betrokkene mogelijk een strafbaar feit heeft gepleegd of dit zal gaan plegen is alleen rechtmatig indien en voor zover zij strikt noodzakelijk is voor het onderzoek van een ernstig strafbaar feit of voor het afwenden van een duidelijk en dreigend gevaar, op basis van concrete aanwijzingen, voor de openbare veiligheid, het voortbestaan van de staat of het leven van personen.