En second lieu, et s'il s'avère que le bénéfice de la protection sociale et des soins de santé doit être octroyé à l'étranger qui séjourne en Belgique et qui souffre d'une maladie telle qu'elle entraîne un risque réel pour sa vie ou son intégrité physique ou un risque réel de traitement inhumain ou dégradant lorsqu'il n'existe aucun traitement adéquat dans son pays d'origine (ou dans le pays où il séjourne), il convient de savoir si lorsqu
e les Etats membres font usage de la faculté que leur confèrent les articles 28, paragraphe 2, et 29, paragraphe 2, précités de la directive de limiter aux prestations essentielles l'assistance sociale
...[+++]et les soins de santé visés par ces dispositions, tout en étant tenus, conformément à l'article 20, paragraphe 3, de la même directive, de prendre en compte la situation spécifique des personnes vulnérables, telles les personnes handicapées, ces dispositions impliquent que soient octroyées à cet étranger les allocations aux personnes handicapées prévues dans la loi du 27 février 1987, à savoir l'allocation de remplacement de revenus (dont le montant de base non indexé est fixé à 4 765,56 euros par an, à majorer de 50 % ou de 100 % selon la catégorie dont relèvent les personnes concernées), l'allocation d'intégration (variant, selon le degré d'autonomie, de 870,60 euros à 7 834,56 euros non indexés) ou l'allocation pour l'aide aux personnes âgées (dont le montant (non indexé) varie de 743,98 euros à 4 884,14 euros).In de tweede plaats, en indien blijkt dat het voordeel van de sociale voorzieningen en van
de gezondheidszorg moet worden toegekend aan de vreemdeling die in België verblijft en die op zodanige wijze aan een ziekte lijdt dat die ziekte een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst (of in het land waar hij verblijft), rijst de vraag of die bepalingen, wanneer de lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid die hun bij de voormelde artikelen 28, lid 2, en 29, lid 2, van de richtlijn w
...[+++]ordt verleend om de in die bepalingen bedoelde sociale bijstand en gezondheidszorg tot de meest fundamentele prestaties te beperken, terwijl zij overeenkomstig artikel 20, lid 3, van dezelfde richtlijn ertoe zijn gehouden rekening te houden met de specifieke situatie van kwetsbare personen, zoals personen met een handicap, inhouden dat aan die vreemdeling de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, voorzien in de wet van 27 februari 1987, te weten de inkomensvervangende tegemoetkoming (waarvan het niet-geïndexeerd basisbedrag is vastgesteld op 4 765,56 euro per jaar, te verhogen met 50 pct. of 100 pct. naargelang de categorie waartoe de betrokken personen behoren), de integratietegemoetkoming (variërend naargelang de graad van zelfredzaamheid van niet-geïndexeerd 870,60 euro tot 7 834,56 euro) of de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (waarvan het (niet-geïndexeerd) bedrag varieert van 743,98 euro tot 4 884,14 euro), worden toegekend.