Constatant que, généralement, un travailleur n'interrompt pas sa carrière pour deux motifs, à savoir « la peur de perdre son emploi » et « la crainte de perdre son revenu », le législateur, qui entendait mettre en place « une modalité particulière de répartition du travail disponible » (Doc. parl., Chambre, 1984-1985, n° 1075/21, p. 173), a entouré les mesures visant à permettre cette répartition de garanties quant à la stabilité de l'emploi des travailleurs concernés.
De wetgever, die vaststelde dat meestal een werknemer zijn loopbaan niet onderbreekt om twee beweegredenen, namelijk « de vrees zijn baan te verliezen » en « de vrees [.] zijn inkomen te verliezen », en die « een bijzondere modaliteit voor de verdeling van de beschikbare arbeid » wilde invoeren (Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. 1075/21, p. 173), heeft de maatregelen die ertoe strekken die verdeling mogelijk te maken omgeven met waarborgen in verband met de werkzekerheid van de betrokken werknemers.