1. Tout État membre peut soumettre une question à l’organe de conciliation dans les 30 jours ouvrables suivant la réception de la communication officielle de la Commission visée à l’article 34, paragraphe 3, deuxième alinéa, en adressant une demande de conciliation motivée au secrétariat de l’organe de conciliation.
1. Een lidstaat kan binnen 30 werkdagen na ontvangst van de in artikel 34, lid 3, tweede alinea, bedoelde formele mededeling van de Commissie een aangelegenheid aan het Bemiddelingsorgaan voorleggen door een met redenen omkleed verzoek om bemiddeling toe te zenden aan het secretariaat van het Bemiddelingsorgaan.