L. considérant que la proclamation solennelle de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne et les déclarations des présidents des institutions européennes suivant lesquelles ces institutions respecteront la Charte signifient, à la lumière de la jurisprudence de la Cour de justice (voir, par exemple, l'arrêt de la Cour de justice du 19 juillet 1999), que les citoyens peuvent légitimement s'attendre à jouir des droits garantis par la Charte,
L. overwegende dat de plechtige afkondiging van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en de verklaringen van de voorzitters van de Europese instellingen dat deze instellingen het Handvest zullen naleven, inhouden dat de burgers, gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie (zie bij voorbeeld het arrest van het EHvJ van 19 juli 1999, gevoeglijk mogen verwachten dat zij aanspraak kunnen maken op de in het Handvest verankerde rechten,