L'extension de compétence de la Cour d'arbitrage aux droits garantis par le titre II de la Constitution, la CEDH, ainsi que les Protocoles ratifiés par la Belgique, implique-t-elle qu'à l'avenir une juridiction ordinaire ne pourra plus décider de ne pas appliquer une norme législative de droit interne qu'elle estime contraire à une disposition du PICP ou du PIESC, ou d'un autre traité international de protection des droits de l'homme, si le titre II de la Constitution ou la CEDH garantissent un droit fondamental similaire ?
Houdt de bevoegdheidsuitbreiding van het Arbitragehof tot alle in titel II van de Grondwet gewaarborgde grondrechten, alsook tot het EVRM en de door België geratificeerde Protocollen dan ook in dat een rechter in de toekomst niet langer zelf de verenigbaarheid zal kunnen nagaan van een wetgevende norm met een bepaling van het IVBPR, het IVESCR of een ander mensenrechtenverdrag, wanneer titel II van de Grondwet of het EVRM in een gelijkaardig grondrecht voorziet ?