80. prend acte des propositions formulées, le 6 juin, par la Commission au sujet des dispositifs de résolution des défaillances bancaires; juge indispensable que toutes les autorités bancaires mettent en place un cadre de cette nature, mais est d'avis que toute proposition de l'Union européenne doit être formulée dans le respect des fonctions et du pouvoir d'appréciation des autorités nationales de réglementation, les mieux placées pour apprécier l'état des banques qui sont de leur ressort, ainsi que la souveraineté des États membres, ultimes garants des intérêts des contribuables;
80. neemt kennis van de voorstellen van de Commissie van 6 juni inzake een kader voor crisisafwikkeling in de bankensector; wijst erop dat het weliswaar van belang is dat alle bankjurisdicties over een dergelijk kader beschikken, maar dat de voorstellen van de Europese Unie rekening moeten houden met de rol en de beslissingsbevoegdheid van de nationale regelgevende instanties, aangezien deze het best geplaatst zijn om de toestand van de in hun rechtsgebied opererende banken te beoordelen, en met de soevereiniteit van de lidstaten, die uiteindelijk de belangen van hun belastingbetalers moeten vertegenwoordigen;