En effet, à titre d'exemple, l'article 10ter du Titre préliminaire du Code de procédure pénale modifié par l'article 8 de la loi du 13 avril 1995 aux termes duquel le Belge ou l'étranger ayant commis hors le territoire national certaines infractions graves contre la moralité publique, peut être poursuivi en Belgique même si l'autorité belge n'a reçu aucune plainte ou avis officiel de l'autorité étrangère, est une disposition qui étend la compétence extraterritoriale des tribunaux belges, comme dans le cas relaté de l'arrêt de la Cour de cassation du 5 juin 1950.
Artikel 10ter van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd door artikel 8 van de wet van 13 april 1995, dat bepaalt dat elke Belg of vreemdeling in België kan worden vervolgd wanneer hij zich buiten het Belgisch grondgebied schuldig maakt aan ernstige misdrijven tegen de openbare zeden, zelfs als de Belgische overheid geen enkele officiële klacht of kennisgeving van de vreemde overheid heeft ontvangen, betekent een uitbreiding van de extraterritoriale bevoegdheid van de Belgische rechtbanken, zoals in het geval dat wordt uiteengezet in het arrest van het Hof van Cassatie van 5 juni 1950.