3. Dans le cas d’un district hydrographique international ou d’une unité de gestion visée à l’article 3, paragraphe 2, point b), s’étendant au-delà des limites de la Communauté, les États membres s’efforcent d’élaborer un plan de gestion des risques d’inondation international unique ou un ensemble de plans de gestion des risques d’inondation coordonnés au niveau du district hydrographique international; si cela n’est pas possible, le paragraphe 2 s’applique aux portions du bassin hydrographique international situées sur leur territoire.
3. De lidstaten streven ernaar om voor internationale stroomgebiedsdistricten of de in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde beheerseenheden die zich uitstrekken tot buiten het grondgebied van de Gemeenschap, één internationaal overstromingsrisicobeheerplan op te stellen, of een geheel van overstromingsrisicobeheerplannen die op het niveau van het internationale stroomgebiedsdistrict worden gecoördineerd; indien dat niet mogelijk is, is lid 2 van toepassing voor de delen van het internationaal stroomgebied die tot hun grondgebied behoren.