Il y a, à ce paradoxe, non pas une explication, mais plusieurs : la moindre compétitivité du rail due à un différentiel social avec le secteur routier mais aussi aux distorsions de concurrence introduites par les coûts externes considérables de la route, une priorité de prestige trop exclusivement accordée ces dernières années à la grande vitesse voyageurs par la plupart des grandes entreprises ferroviaires, mais aussi une excessive nationalisation des cultures, des techniques et des protocoles ferroviaires qui compromet la fluidité du trafic ferroviaire à l'échelle du continent.
Ten eerste de zwakke concurrentiepositie van het spoor, die niet alleen te wijten is aan het verschil in arbeidsvoorwaarden ten opzichte van het wegvervoer, maar ook aan de concurrentievervalsing die optreedt door de aanzienlijke externe kosten van het wegvervoer, en aan de prioriteit die de afgelopen jaren door de meeste grote spoorwegmaatschappijen te eenzijdig aan het hogesnelheidspersonenvervoer is gegeven
. De tweede verklaring is gelegen in het feit dat bij de spoorwegen de nationale verschillen op het vlak van bedrijfscultuur, techniek en protocollen nog steeds buitengewoon groot zijn, waardoor de doorstroming van het spoorwegverke
...[+++]er op het hele continent ernstig wordt belemmerd.