Par l'article 357, § 2, du Code judiciaire, le législateur visait à « rendre les fonctions de substitut plus attirantes de manière à pouvoir remplir les cadres incomplets qui caractérisent principalement les parquets dans les grandes villes » (Doc. parl., Chambre, 2001-2002, DOC 50-1911/001, p. 4).
De wetgever beoogde met artikel 357, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek « het ambt van substituut aantrekkelijker te maken ten einde de openstaande plaatsen op de personeelsformaties, kenmerkend voor de parketten in de grote steden, in te vullen » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1911/001, p. 4).