Évoquant les témoins d'un décès, elle dispose que: « ces témoins seront, s'il est possible, les deux plus proches parents ou voisins, ou lorsqu'une personne sera décédée hors de son domicile, la personne chez laquelle elle sera décédée, et un parent ou autre».
Daarbij is sprake van getuigen van een overlijden. Het stelt het volgende : « Deze getuigen zijn, zo mogelijk, de twee naaste bloedverwanten of buren of, wanneer iemand buiten zijn woning gestorven is, de persoon te wiens huize hij overleden is, en een bloedverwant of een ander persoon».