Art. 15. L'octroi des droits de vente s'effectue, d'un côté, sur la base d' exigences de moralité du vendeur (certificat de bonne vie et moeurs) et, de l'autre côté, sur la base de critères économiques objectifs (notamment le nombre de clients, la superficie disponible, le nombre de caisses, la rentabilité prévue) et ce, avec une préférence pour les points de vente présentant le potentiel de vente le plus élevé, éventuellement dans des limites établies par commune.
Art. 15. Het toekennen van de verkooprechten gebeurt op basis van eisen van moraliteit van de verkoper enerzijds (getuigschrift van goed zedelijk gedrag) en objectieve economische criteria anderzijds (met name o.a. aantal klanten, beschikbare oppervlakte, aantal kassas, voorziene rendabiliteit) en bij voorkeur aan de verkooppunten met het hoogste verkooppotentieel, binnen eventuele beperkingen per gemeente.