« L'article 2.4.6, § 1, alinéa 1, du Code flamand de l'aménagement du territoire, coordonné par l'arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce sens que le justiciable qui est exproprié en vue de la réalisation d'un plan d'exécution spatial portant modification de destination et qui, en vertu de l'article 2.4.6, § 1, alinéa 1, précité, ne peut prétendre à l'application des règles en matière de bénéfices résultant de la planification spatiale conformément à l'article 2.6.4 du Code flamand de l'aménagement du territoire (en l'espèce, plus précisément l'article 2.6.4, 7°, de ce Code), avec pour effet qu'il ne pe
ut bénéficier de la plus-value ...[+++] générée, est discriminé par rapport à un justiciable qui, en vue de la réalisation d'un plan d'exécution spatial portant modification de destination, n'est pas exproprié et peut par conséquent prétendre à la plus-value en application des règles en matière de bénéfice résultant de la planification spatiale conformément à l'article 2.6.4 dudit Code ?« Schendt artikel 2.4.6, § 1, eerste lid van de bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 gecoördineerde ' Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ' (VCOR) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin dat de rechtzoekende die, met het oog op de verwezenlijking van een bestemmingswijzigend ruimtelijk uitvoeringsplan onteigend wordt en ingevolge vermeld artikel 2.4.6, § 1, eerste lid geen aanspraak kan maken op de regeling inzake planbaten overeenkomstig artikel 2.6.4 VCOR (in casu meer bepaald artikel 2.6.4, 7° VCOR) waardoor hij niet kan genieten van de
ontstane meerwaarde, wordt gediscrimineerd ten aanzien van een rechtzoekende
...[+++] die met het oog op de verwezenlijking van een bestemmingswijzigend ruimtelijk uitvoeringsplan niet wordt onteigend en bijgevolg wel aanspraak kan maken op de meerwaarde met toepassing van de regeling inzake planbaten overeenkomstig art. 2.6.4 VCOR ?