Art. 8. Sauf s'il a été déclaré admissible, pour l'opération immobilière donnant lieu à l'octroi du crédit, au bénéfice d'une des primes instituées en vertu des articles 160 à 164 du Code, l'emprunteur est tenu de fournir à l'institution de crédit les documents suivants : 1° une attestation de l'administration compétente du Ser
vice Public Fédéral Finances relative aux droits que lui, son conjoint ou la personne avec laquelle il vit maritalement, possèdent ou o
nt cédé dans une ou plusieurs habitations, avec indication de la nature et
...[+++]de la quotité de ces droits; 2° une déclaration pour laquelle il confirme sur l'honneur que ni lui, ni son conjoint ou la personne avec laquelle il vit maritalement ne possèdent d'autres habitations que celles mentionnées dans l'attestation visée au 1° ; 3° le cas échéant, une preuve valable concernant l'inhabitabilité ou l'insalubrité de l'habitation visée à l'article 6, troisième alinéa, ainsi que les engagements à souscrire dans ce cas.A
rt. 8. Behalve indien de kredietnemer, met het oog op de vastgoedoperatie waarvoor krediet wordt toegekend, voor de toekenning van één van de krachtens de artikelen 160 tot 164 van de Code ingestelde premies werd aanvaard, moet hij de volgende documenten aan de kredietinstelling overhandigen : 1° een getuigschrift van het bevoegde bestuur van de Federale Overheidsdienst Financiën in verband met de rechten op één of meerdere woningen die hij, zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont, bezitten of overgedragen hebben met vermelding van de aard en de omvang van deze rechten; 2° een verklaring waarin hij op zijn erewo
...[+++]ord bevestigt dat noch hij noch zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont, andere woningen bezitten dan deze die vermeld zijn in het onder 1° bedoelde getuigschrift; 3° in voorkomend geval een geldig bewijs van de onbewoonbaarheid of ongezonde aard van de in artikel 6, derde lid, bedoelde woning alsmede de verbintenissen die in dit geval moeten worden aangegaan.