La Session plénière considéra également comme « indispensable la présence au sein de cette Commission spéciale des États non membres d'où proviennent beaucoup de ces enfants » et pria en conséquence le « Secrétaire général de faire de son mieux pour obtenir leur participation aux travaux à titre de Membres ad hoc » (8).
De Plenaire zitting onderstreepte het belang van de aanwezigheid in de Bijzondere Commissie van niet-lidstaten uit welke veel kinderen afkomstig zijn en verzocht de Secretaris-generaal dan ook alles in het werk te stellen opdat zij als ad hoc-leden bij de werkzaamheden zouden worden betrokken (8).