Les abattoirs, autres que ceux de faible capacité, où l'on n'abat pas plus de trois jours par semaine ou bien où, lors d'activité courante, pas plus de 1 000 UGB sont abattues par an, peuvent bénéficier des dispositions du point 3bis, à l'exception de l'alinéa 5, si la fréquence d'échantillonnage a déjà été réduite à un test tous les quinze jours conformément au point 3, alinéa 1, et si de nouveau des résultats satisfaisants ont été obtenus pendant six semaines consécutives.
De andere slachthuizen dan deze met een geringe capaciteit, waar niet meer dan drie dagen per week wordt geslacht of waar bij courante activiteit niet meer dan 1 000 GVE per jaar worden geslacht, kunnen gebruik maken van de bepalingen onder punt 3bis, met uitzondering van het vijfde lid, indien de frequentie van monsterneming reeds werd teruggebracht tot eenmaal per twee weken overeenkomstig punt 3, eerste lid, en indien de resultaten opnieuw gedurende zes opeenvolgende weken bevredigend zijn.