1° il ne peut s'adresser à un client soupçonné de vol dans le magasin qu'à la condition qu'il porte de manière clairement visible la carte d'identification ou un insigne d'identification, tel que visé à l'article 8, § 3, alinéa 4, de la loi;
1° hij kan een winkelklant, verdacht van diefstal, slechts aanspreken op voorwaarde dat hij duidelijk zichtbaar drager is van de identificatiekaart of een herkenningsteken, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, vierde lid, van de wet;