Les États membres veillent à ce que les personnes exclues du champ d'application de la présente directive en vertu du paragraphe 1 qui vendent des instruments financiers à des clients de détail ou fournissent des conseils en investissement ou une gestion de portefeuille à des clients de détail soient soumises à des règles de protection des investisseurs équivalentes aux dispositions de l'article 16, paragraphes 6 et 7, et des articles 24 et 25.
De lidstaten waarborgen dat personen die krachtens lid 1 van het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn uitgezonderd en die financiële instrumenten aan particuliere cliënten verkopen of beleggingsadvies geven aan of de portefeuille beheren van particuliere cliënten, regels moeten naleven betreffende de bescherming van beleggers die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van artikel 16, leden 6 en 7, en de artikelen 24 en 25.