Plus précisément, la Cour a dit pour droit que l'article 4, paragraphe 1, premier tiret, de la directive 90/435/CEE doit être interprété en ce sens « qu'il s'oppose à la réglementation d'un Etat membre [.] qui prévoit que les dividendes perçus par une société mère sont inclus dans la base imposable de celle-ci, pour en être par la suite déduits à hauteur de 95 % dans la mesure où, pour la période d'imposition concernée, un solde bénéficiaire positif subsiste après déduction des autres bénéfices exonérés ».
Meer bepaald heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 4, lid 1, eerste streepje, van richtlijn 90/435/EEG aldus moet worden uitgelegd « dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat [.], die bepaalt dat de door een moedermaatschappij ontvangen dividenden in de belastbare basis van deze vennootschap worden opgenomen en daarna ten belope van 95 % daarvan worden afgetrokken voor zover er voor het betrokken belastbare tijdperk na aftrek van de andere vrijgestelde winsten een positief winstsaldo overblijft ».