Comme l'a indiqué la jurisprudence de Strasbourg, « l'élément fondamental du droit à un procès équitable est l'exigence que chacune des parties, c'est-à-dire tant le demandeur que le défendeur, dispose de possibilités suffisantes, équivalentes et adéquates de prendre position sur les points de droit et de fait, et que l'une des parties ne soit pas défavorisée par rapport à l'autre ».
Zoals in de jurisprudentie van het Hof van Straatsburg wordt vermeld, is het recht op een eerlijk proces gegrond op de vereiste dat elk van de partijen, dat wil zeggen zowel de eiser als de verweerder, over voldoende, gelijkwaardige en aangepaste middelen beschikken om een standpunt in te nemen over de rechtsvragen en de feitelijke vragen en dat geen van de partijen benadeeld wordt ten opzichte van de andere.