Cette approche explicite que, si l’Autorité européenne de surveillance (Autorité bancaire européenne) ne saurait se substituer à l’exercice du pouvoir discrétionnaire par les autorités compétentes dans le respect du droit de l’Union, il devrait être possible de régler les différends et de renforcer la coopération avant qu’une décision finale soit prise ou publiée à l’égard d’un établissement.
Deze benadering maakt duidelijk dat, hoewel de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) niet in de plaats dient te treden van de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het recht van de Unie, geschillen moeten kunnen worden opgelost en de samenwerking versterkt moet kunnen worden voordat een definitief besluit wordt genomen of aan een instelling wordt meegedeeld.