5° la preuve visée à l'article 11, alinéa 1, 4°, doit être fournie pour les bons de caisse, obligations et autres titres bancaires de créances tels que visés à l'article 6, 3°, qui sont soit mis au nom d'une autre personne que l'ayant droit desdits avoirs, soit dématérialisés au nom d'une autre personne que l'ayant droit desdits avoirs, soit mis en dépôt à découvert au nom d'une autre personne que l'ayant droit desdits avoirs;
5° het in artikel 11, eerste lid, 4°, bedoelde bewijs dient te worden geleverd voor kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in artikel 6, 3°, die hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij gedematerialiseerd zijn op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden;