Les parties requérantes dans l'affaire n° 3278 font en outre valoir qu'en prévoyant que le procureur du Roi, lorsqu'il s'agit d'infractions concernant des dégradations de biens (articles 526, 537 et 545 du Code pénal), ne dispose que d'un délai d'un m
ois pour juger de l'opportunité des poursuites, l'article 119bis, § 8, alinéa 2, crée une discrimination entre justiciables suivant la charge de travail des parquets, dès lors qu'une charge légère, contrairement à une charge lourde, permettra au procureur du Roi de constater, dans ce délai, l'insuffisance de la matérialité des faits ou l'absence d'infraction, de sorte que le foncti
onnaire co ...[+++]mmunal ne pourra plus exercer son pouvoir de sanction; la disposition attaquée porterait une atteinte discriminatoire à l'article 151 de la Constitution, en enlevant au ministère public la possibilité de vérifier la matérialité des faits et d'apprécier s'il s'agit d'une infraction ou s'il existe des causes de justification.De verzoekende partijen in de zaak nr. 3278 doen bovendien gelden dat, doordat artikel 119bis, § 8, tweede lid, bepaalt dat de procureur des Konings, wanneer het gaat om misdrijven in verband met beschadiging van goederen (artikelen 526, 537 en 545 van het Strafwetboek), slechts over een termijn van één maand beschikt om
te oordelen over de opportuniteit van de vervolging, het onder rechtzoekenden een discriminatie in het leven roept naar gelang van de werklast van de parketten, aangezien een lichte werklast, in tegenstelling tot een zware werklast, het de procureur des Konings mogelijk zal maken binnen die termijn de ontoereikendheid va
...[+++]n de materiële werkelijkheid van de feiten of de ontstentenis van misdrijf vast te stellen, zodat de gemeenteambtenaar zijn bevoegdheid om een sanctie op te leggen niet meer zal kunnen uitoefenen; de aangevochten bepaling zou op discriminerende wijze afbreuk doen aan artikel 151 van de Grondwet, door aan het openbaar ministerie de mogelijkheid te ontnemen om de materiële werkelijkheid van de feiten na te gaan en te beoordelen of het om een misdrijf gaat dan wel of er rechtvaardigingsgronden bestaan.