La cessibilité prévue par les articles 12 et 24 précités ne peut donc concerner que l'objet du contrat conclu avec l'intermédiaire de voyages, à savoir l'engagement de l'intermédiaire, et non le titre de transport comme tel; cette cessibilité est donc une obligation pesant sur l'intermédiaire de voyages, qui pourra, le cas échéant, intégrer cet élément dans la tarification de ses prestations.
De overdraagbaarheid waarin de voormelde artikelen 12 en 24 voorzien, kan dus enkel betrekking hebben op het voorwerp van het met de reisbemiddelaar gesloten contract, namelijk de verbintenis van de bemiddelaar, en niet op het vervoerbewijs als dusdanig; die overdraagbaarheid is dus een verplichting die rust op de reisbemiddelaar, die in voorkomend geval dat element in aanmerking kan nemen bij het tariferen van zijn diensten.